Laatste update op 22 april 2019
Van oudsher zijn de Venetianen zoutwinners en vissers. Die visserij is als vanzelfsprekend nog steeds actueel. Dagelijks wordt er verse vis en week- en schelpdieren gevangen voor de restaurants van de stad.
Je ziet het al als je over de brug van het vaste land naar de stad rijdt: overal fuiken en visnetten. En daar worden erg lekkere vissen mee gevangen. Bijvoorbeeld op de Rialto-vismarkt kun je iedere dag uit een enorme hoeveelheid verse vis kiezen. In de restaurants zie je dezelfde grote keuze terug in de vitrines. Hier kun je je de spaghetti met verse vongole (mosselen) heerlijk laten smaken. Misschien kun je zelfs zo’n vis op een wegwerpbarbecue klaarmaken in het lokale park (Giardini Pubblici di Venezia), maar eerlijk gezegd weet ik niet of je daar mag barbecueën.
Waar ik tot nu toe het meest van genoot was de spaghetti met krab. Gewoon in stukken gehakt en met schaal en al door de spaghetti geroerd. Ik zat lekker met mijn kop in het zonnetje en ik had – voor het eerst – een glas witte wijn bij het eten. Een Pinot Grigio uit de Veneto. Ik was verkocht. Sindsdien drink ik ’s zomers vooral witte wijn.
Gedicht De visch
Willem de Mérode schreef een gedicht in de bundel ‘Ruischende bamboe ‘De Visch’. Ik ben bang dat die vis uit het gedicht voor mij vongole zijn. Ik blijk ondertussen een allergie tegen mosselen te hebben opgebouwd. Dat vind ik echt erg, maar het is niet anders. Gelukkig is er altijd nog spaghetti met krab. 😉
De visch
Ik wierp mijn hengel in het water.
De vis beet, en ik ving de vis.
Ik doodde de vis, ik kookte de vis,
Ik at de vis, de vis at mij.
De vis was giftig, ik moet sterven.
De vis groeit in mij, ik verminder.
Zijn bek bijt en zijn vinnen steken.
Ik ving de vis, de vis ving mij.
Uit: Ruischende Bamboe (1937). Geschreven op 4 april 1937.
0 reacties